De rode draad van The Gift wordt gevormd door de verteller. Na zijn inleiding neemt hij het publiek mee naar Nazareth van ruim tweeduizend jaar geleden. Daar woont Maria die op een dag bezoek krijgt van de engel Gabriël. Hij vertelt haar dat ze zwanger is. Maria gelooft er in eerste instantie geen snars van, want ze is niet eens met haar verloofde Jozef naar bed geweest. Gabriël vertelt haar dat het een kind van God is.
Als Maria enigszins is bijgekomen van de schrik mag ze het haar verloofde uit gaan leggen. Jozef wordt uiteraard woedend. Hij denkt immers dat Maria vreemd is gegaan. Uiteindelijk lukt het Gabriël om hem te kalmeren.
Maanden later reizen Jozef en Maria af naar Bethlehem in opdracht van de Romeinse keizer Augustus. Het lukt het jonge stel echter niet om een slaapplaats te bemachtigen. Nergens is er een plaats voor hen. Een hebberige herbergier weet uiteindelijk toch een plekje voor hen te creëren, namelijk in een stal. Daar bevalt Maria van haar kindje. Meteen staat er kraamvisite op de stoep: de herders uit de buurt die een koor engelen op bezoek hebben gehad. Even later komen ook drie wijze mannen uit het Verre Oosten aangesneld met kraamcadeaus.
De drukte wordt Jozef te veel. Maria vindt het allemaal best. Jezus is immers een geschenk van God aan de wereld. Daarom is iedereen welkom bij The Gift!